1. De hommel in het water

Op een dag liep ik in het Kralingse bos.
Het was een mooie dag en lekker warm.
Ik liep vlak langs de plas, bijna met mijn voeten in het water.

Ineens zag ik een hommel in het water.
Wat doet die daar nou? Hommels kunnen toch niet zwemmen?

Ik haalde haar snel uit het water en zette haar op de kant. Zij bleef op haar zij liggen, op het zand.
O jee, zij is toch niet dood gegaan?

Nee, gelukkig! De hommel ging rechtop zitten en even later vloog zij weg.
Dag hommel!

 
2. De hommel in mijn huis

Het was een hele mooie en warme dag in de zomer.
Ik had mijn raam open gezet. Toen vloog er een hommel naar binnen.
Hé hommel, zei ik, ga eens gauw naar buiten! Maar de hommel luisterde niet en zij ging op de vloer zitten.

Misschien is ze moe, dacht ik. Of heeft ze honger of dorst.
Ik pakte een blaadje papier en deed daar een beetje honing en een druppeltje water op. Ik zette het op de grond voor de hommel. En kijk, ze begon te eten en te drinken!

Toen ze genoeg had gegeten en gedronken heb ik haar op mijn balkon gezet. En hup, ze vloog zo de lucht in. Dag hommel.

© Lydia Snijder 2013